Wat betreft het verbeteren van de fysieke bedrijfsomgeving is de nadruk steeds meer komen te liggen op het faciliteren van werklocaties die specifiek bijdragen aan het bevorderen van innovatie.
Voor deze nieuwe opgave past een andere werkverdeling tussen provincie en BOM. In grotere mate dan voorheen moet er per locatie een afweging gemaakt worden tussen de beoogde effecten, het (exploitatie-)rendement en de risico’s daarbij. Deze afweging is in belangrijke mate bestuurlijk van aard en laat zich niet in een algemeen programma onderbrengen. De provincie kiest er dan ook voor om de verantwoordelijkheid voor de ontwikkeling van dit type werklocaties zelf via het provinciaal Ontwikkelbedrijf vorm te geven. De provincie is in beginsel de partij die investeert op locatieniveau. Zij doet dat met private partijen en met gemeenten.
De BOM en provincie zullen rond locatieontwikkeling complementair aan elkaar blijven samenwerken (zie ook paragraaf 3.3). Het vertrekpunt van de BOM is daarbij de bredere ecosysteemontwikkeling en de ontwikkeling van bedrijven. Uitzondering hierop is de BOM rol met betrekking tot het Regionaal Ontwikkelfonds Werklocaties (ROW) in oprichting (zie paragraaf 7.3).
Als gevolg van deze afspraken zullen vanaf 1 januari 2017 geen nieuwe investeringen worden gedaan door de Brabantse Herstructureringsmaatschappij voor Bedrijventerrein (BHB). Lopende participaties
worden deels overgedragen aan de provincie (Treeport, Aviolanda, OLSP Vastgoed en High Tech Automotive Campus) en deels door de BOM (BHB) beheerd tot het moment van exit. Contractuele afspraken met partners in het kader van de lopende participaties worden nagekomen.
Met de gemeenten Veldhoven, Tilburg, Land van Heusden en Altena, Breda en Boxtel zijn in het verleden lokale herstructureringsfondsen opgericht. Vanuit deze lokale sub-fondsen blijven ontwikkelactiviteiten en investeringen mogelijk tot het einde van de contractuele looptijd van het fonds. Hiervoor is een beheerplan opgesteld.