Joep Brouwers neemt afscheid van de Brabantse Ontwikkelings Maatschappij (BOM). Hij gaat met pensioen. Maar niet dan nadat hij iedereen die betrokken is bij de ontwikkeling van ecosystemen nog één keer een spiegel heeft voorgehouden. In dit essay reflecteert hij op drie thema’s die hem de afgelopen twintig jaar steeds bezig hebben gehouden.
Mijn afscheid van de BOM is een mooie gelegenheid om drie onderwerpen aan te snijden die voor het werk van economische ontwikkelingsorganisaties de moeite waard zijn om te blijven overdenken en ook in de uitvoeringspraktijk een plaats te geven. Ik behandel ze los van elkaar. Het leggen van de relaties tussen de drie laat ik graag aan de lezer over.
Ecosysteemontwikkeling of beter ecosysteembenadering?
Het feit dat ik drie jaar aan het team ‘Ecosysteemontwikkeling’ leiding hebben mogen geven, lijkt aan te geven dat ecosystyeemontwikkeling ook de kern van de zaak is. Dat is niet zo. Niettemin zien we het begrip de laatste 15 jaar steeds meer opduiken als een jongste loot aan de tak van het economische beleidsdenken. Zoals in de periode daarvoor innovatiebeleid het buzz-woord was en nog daarvoor en deels gelijktijdig we vooral over topsectoren dan wel pieken in de delta hebben gesproken.
Een zekere hang naar buzzwoorden is natuurlijk niet erg. Het geeft voor veel mensen de broodnodige sjeu aan hun werk. Maar in dit geval is het wel belangrijk dat we niet uit het oog verliezen waar het in de kern om gaat.
In ons werk gaat het vrijwel altijd om het versterken van de economisch structuur op nationale en regionale schaal. Economische structuurversterking is daarvoor toch nog steeds de meest passende uitdrukking. Dat we de praktijk ervan op veel verschillende manieren invullen is zeker relevant, maar alleen als die invulling wordt gegeven vanuit dat achterliggende hogere doel: het versterken van de economische structuur van ons land of onze regio (of soms ook van Europa). De drie kerncompetenties van de BOM, ontwikkelen, investeren en internationaliseren, dienen dan ook altijd in het teken daarvan te staan en daaraan ook te worden afgemeten.
Als we vanuit deze gedachten naar ecosysteemontwikkeling kijken, wordt snel duidelijk dat hier de term ‘ecosysteembenadering’ veel meer op zijn plaats is. De laatste jaren zijn we de economie, binnen de context van economisch beleid en met name die van economische structuurversterking, steeds meer gaan zien als een complex systeem waarin heel veel met heel veel samenhangt. Onderzoekers als Daniel Isenburg en Scott Stern en in Nederland Otto Raspe en Erik Stam hebben voor deze benadering modellen ontwikkeld om deze zogenaamde economisch ecosystemen te doorgronden. Deze ecosysteemanalyses worden meestal gedaan op regionale schaal.
Wat we echter nog maar hoogst zelden zien, is dat er op basis van dergelijke analyses regionaal economische agenda’s worden ontwikkeld die daadwerkelijk aangrijpen op de totale analyse. Vrijwel altijd beperken we ons tot het werken met wat we beschouwen als de belangrijkste economische actoren: bedrijven, clusters, sectoren, kennisinstellingen en dergelijke. We doen zelden aan ecosysteemontwikkeling in de betekenis dan we vanuit een analyse van een economisch ecosysteem tot een aanpak komen waarin de tekortkomingen van een ecosysteem worden aangepakt. De Brainport Nationale Actieagenda en het Nationaal Programma Rotterdam Zuid komen het meest in de richting van zo’n integrale aanpak. Wat we wel steeds vaker doen is met bedrijven en kennisinstellingen problemen en uitdagingen aanpakken vanuit het besef dat deze bedrijven deel uitmaken van een complex systeem. Dit is mijns inziens absoluut een vooruitgang. Ik zou er echter voor willen pleiten om niet te snel te spreken over ecosysteemontwikkeling en al helemaal niet over het bouwen van ecosystemen.
Eigenaarschap van ondernemers als absolute voorwaarde
Het verschijnsel eigenaarschap is een aspect dat absoluut thuishoort in het werken aan economische structuurversterking vanuit een ecosysteembenadering, maar dat onvoldoende aandacht krijgt. Het is minstens zo belangrijk als het systeemelement ‘leiderschap’. Projecten of programma’s in ons werkveld hebben een veel grotere kans om succesvol te zijn als ze ‘eigendom’ zijn van degenen waarvan het probleem of de uitdaging wordt aangepakt. in ons werk zijn dat vrijwel altijd ondernemers.
Ik zie in ons werk nog veel te veel projecten die het eigendom zijn van intermediaire organisaties of van overheden. In Europa, met name in de Zuid-Europese lidstaten, is er bijvoorbeeld een hele industrie ontstaan van intermediaire organsiaties die clusters oprichten waarvoor heel veel subsidiemiddelen kunnen worden binnengehaald. Veel tijd wordt er daarna besteed om bedrijven te ronselen om lid te worden van het cluster. Hoe anders is bijvoorbeeld de geschiedenis van Brainport Industries, een van de meest succesvolle Nederlandse clusters van de afgelopen 15 jaar. Het initiatief voor dit cluster lag bij zeven ondernemers die van mening waren dat er structurele problemen waren in de relatie tussen de grote OEM’s in de high tech maakindustrie en de toeleveranciers. Ze behoorden alle zeven tot die laatste groep. Zij initieerden de eerste onderzoeken naar dit vraagstuk, betrokken daar geschikte intermediaire organisaties bij en toen uit die onderzoeken duidelijk naar voren kwam dat intensieve samenwerking op het gebied van technologieontwikkeling, onderwijs-arbeidsmarkt en internationalisering noodzakelijk is om als toeleveranciers ook in de toekomst succesvol te kunnen zijn, richten ze daarvoor een coöperatie op die binnen enkele jaren uitgroeide tot een verband met meer dan 100 leden.
Na vijftien jaar in dit werk ben ik er steeds vaster van overtuigd geraakt dat wanneer je structurele verbeteringen in een regionaal ecosysteem tot stand wil brengen dan is (mede-) eigenaarschap van ondernemers voor de projecten die die verandering tot stand moeten brengen een absolute voorwaarde.
Ambachtelijkheid; het in praktijk brengen van kennis vraagt om vaardigheden
Het derde en laatste thema waarvoor ik hier graag aandacht vraag, is de ambachtelijkheid van ons werk. In termen van Simon Sinek ‘the HOW’. We hebben het in ons werk graag over professionals en professionele organisaties, maar zijn we dat wel? En willen we dat wel echt zijn?
Van alle aspecten van het ‘professional’ zijn, wil ik er hier een uitlichten die in ons vak onvoldoende aandacht krijgt, namelijk het ambachtelijke karakter ervan. Ook in ons werkveld kunnen we niet alleen met kennis volstaan. We hebben ook de vaardigheden nodig om die kennis tot uitwerking te brengen in ons werk. En op dit gebied schieten we vaak tekort als we onszelf vergelijken met professionals in andere werkvelden. We zouden ons niet graag uitleveren aan een chirurg die wel alles en tot in het kleinste detail afweet van het menselijk lichaam, maar die nauwelijks of niet getraind is in operatievaardigheden. We laten liever niet aan onze auto sleutelen door de verkoopmedewerker van onze autodealer. En als we ons huis gaan verbouwen, willen we bij voorkeur dat dit door mensen wordt gedaan die de daarvoor benodigde vaardigheden beschikken.
Hoe anders is het in ons vakgebied. Wat zijn daar nu precies de technieken die we moeten beheersen, met welke instrumenten moeten we vaardig zijn? Dat zijn er heel veel. Je moeten kunnen presenteren, verschillende soorten gesprekken kunnen voeren, je moet vergaderingen leiden en workshops kunnen organiseren. Je moet allerlei soorten teksten kunnen schrijven. En zo kan ik nog wel even doorgaan.
Van heel veel van die vaardigheden veronderstellen we dat de mensen die ons vak uitoefenen ze ook goed beheersen. Beheersen we een van die vaardigheden wat minder, dan beschouwen we dat mijns inziens onvoldoende als iets waar we wat aan moeten doen. Ik vind dat jammer. Ik ben ervan overtuigd dat we als intermediairs nog beter zouden presteren wanneer we meer aandacht zouden geven aan het ontwikkelen en bijhouden van een flink aantal basisvaardigheden.
Laten we kijken naar andere professionals en kijken of we daarvan kunnen leren. Topsporters bijvoorbeeld trainen vaak en werken voortdurend aan het verbeteren van hun vaardigheden. Ook medici en para-medici als psychologen besteden veel tijd aan het ontwikkelen en verbeteren hun vaardigheden buiten de praktijkbeoefening.
Ik ben ervan overtuigd dat we ons werk nog beter kunnen doen, als we op een vergelijkbare wijze met ons vak zouden omgaan. Als we ons er nog sterker van bewust zijn, dat het ook een ambachtelijk karakter heeft. Het is een ambacht dat onderwezen kan worden, in de praktijk gestalte moet krijgen en waarin voortdurend geoefend en getraind moet worden om ook nieuwe inzichten er een plaats in te kunnen geven.
Mijn ervaringen van de afgelopen hebben mij gesterkt in de opvatting dat er een mooie toekomst is voor professionele organisaties op het gebied van economische ontwikkeling. Ik heb de afgelopen jaren een bescheiden poging gedaan hieraan bij te dragen. Met heel veel plezier en vertrouwen laat ik het nu aan anderen over.